(Van de Jábega naar de Herinneringen)

SEBASTIAN CANO RUIZ (VAN DE COPO)

Ik zie hem de promenade van La Carihuela naderen, naast de Rincón del Sol, vergezeld door José, de Yoska. En hoewel ze even oud zijn, is er toch een duidelijk verschil tussen hen te zien. Sebastian kleedt zich als een hippie uit de jaren 70, hij draagt zijn haar in zilver en zijn pezige lichaam harmonieert perfect met zijn nonchalante stijl. Hij begroet me joviaal, zoals een kind van nu zou doen, maar ik merk dat zijn ogen niet de zorgeloze blik weerspiegelen die zijn lichaam afgeeft. Zijn blik lijkt diep, verbergt oude wonden die misschien nog niet geheeld zijn. Niettemin stemt zij gewillig in met het maken van de foto’s die het interview zullen vergezellen, en zij toont zich zelfgenoegzaam bij de poses die ik haar voorstel.
Hoewel zijn ogen een pijnlijker realiteit lijken te tonen, aarzelt hij niet om te glimlachen bij sommige van mijn kwinkslagen. Niemand zou zeggen dat hij enkele tientallen jaren geleden de eigenaar was van een van de bekendste restaurants van La Carihuela, en Torremolinos: El Copo.
-Wanneer ben je geboren?
-Op dertien juni 1946, in Carmen Street. Ik heb daar gewoond tot ik 13 jaar oud was.
-Heeft u speciale herinneringen aan uw jeugd? Hij antwoordt snel en zonder aarzeling.
-Ja, luizen en honger. -Hij denkt even na voor hij verder gaat, “Ik herinner me dat ik gek was op gecondenseerde melk, maar die was er niet altijd. Als mijn moeder een blikje kreeg, als ik kon, dronk ik het allemaal op. Ik kon het niet weerstaan.
-Dus het eten was een probleem, of niet?
-Ze waren altijd hetzelfde. Ik herinner me alleen vissoep, noedels en gekookte aardappelen uit die tijd. Ik kan me niets anders herinneren, dat is alles wat er was. Niet veel variatie.
-En hoe zit het met vrienden, herinner je je die?
-Oh ja, ik had veel vrienden, sommigen leven nog, anderen helaas niet,” hij stopt even, knijpt lichtjes en probeert het zich te herinneren, “Ik herinner me Manolín, de broer van Teresa, en Pepe, de broer van Paquillo El Loco,” hij stopt weer even, “Nu kan ik me geen namen meer herinneren, maar het waren er veel.
-Ben je naar school geweest?
-Ja, natuurlijk.
-Naar Albaida? -Nee, dat heb ik niet, antwoordt hij zelfverzekerd, “Ik ging naar… waar de postbode is, waar Paco Jimenez is, met Don Francisco, de leraar. Maar toen ik 13 was begon ik te werken als piccolo in het hotel El Remo.
-En toen heb je de Copo opgezet?
-Nee, dat heb ik niet. Daarna werkte ik in de keuken van het Costa del Sol Hotel. Ik herinner me dat ik met mijn vriend Paco op zoek ging naar een baan, hij kreeg een baan bij de Tres Carabelas en ik, als ober, aan de Costa del Sol. Van daaruit ging ik in militaire dienst, toen ik terugkwam, en al getrouwd was op 25-jarige leeftijd, richtte ik El Copo op. De zaak werkte vanaf het begin, beroemdheden van allerlei pluimage kwamen.
-Het ging goed.
Dan houdt hij een ongemakkelijke stilte en vervolgt: “Wel, de zaak was goed, degene die het niet goed deed was ik,” dit zeggend lacht hij een bitter glimlachje alvorens verder te gaan, “om redenen die niet ter zake doen heb ik de zaak moeten sluiten in ’87. Vanaf dat moment heb ik op vele plaatsen gewerkt, ik was in de Verenigde Staten, in Afrika… in het kort.
We besloten om van onderwerp te veranderen.
-Je had kinderen, nietwaar?
Zijn blik vervaagde een beetje na de vraag.
-Ik had er drie, maar eentje pleegde zelfmoord.
Voor een moment dat eeuwig leek, viel er een treurige sluier van stilte.
-Heb je nog anekdotes uit de tijd van de Copo?
-Ugh, veel, maar ik kan er nu geen bedenken. Wacht, wacht, wacht. Kijk, in 1974, nam ik deel aan een promotie van de Costa del Sol, we waren in het Casa de Campo, waar het Andalusisch Paviljoen was, en toen gingen we naar het Palacio de Cristal, waar de reisbureaus waren. We hadden een programma van acht dagen, en we verkochten alle Andalusische herbergen in vijf dagen. Ik heb goede herinneringen aan die tijd.
-Je woont nu niet in La Carihuela, of wel?
-Het is waar, ik woon in El Arroyo, maar ik vind het niet zo leuk. Hoewel La Carihuela niet meer is wat het geweest is. Vroeger was het een vissersdorp, er waren normen en waarden en er was meer gezinsleven, maar dat is allemaal verloren gegaan. Nu zijn er nog maar weinig lokale bewoners.
Sebastian Cano, een zoon van La Carihuela, die in zijn wijk van zeelieden woonde en werkte, heeft ertoe bijgedragen dat de naam van zijn wijk op de toeristische kaarten werd gezet, en leeft, zoals iedereen, met zijn herinneringen. Met zijn lichten en schaduwen.
Hij is een kalm persoon, met een serene geest die zich weet te tonen zoals hij is. Oprecht en zonder kronkels. Iemand die ik, naast andere positieve dingen, zou omschrijven als een eenvoudig en goed mens.
Vertaald met www.DeepL.com/Translator (gratis versie)
B-verify="e702b2c53566027d6a52a0c3756c4c8c164e8c28" https://www.jebentincarihuela.nl